Jacob Isaac die oorspronkelijk uit Sneek komt, is geboren op 16 september 1870. Zijn ouders waren Eliazar Isaac (12 april 1834 – 3 september 1884) en Esther Blok (21 september 1832 – 28 juli 1898). Eliazar Isaac was ook bekend onder de naam Eliazar Izaks. De drie eerstgeboren kinderen krijgen ook die achternaam: Izaks. Ouders en kinderen zijn allen in Sneek geboren. Geboren en getogen in Sneek, een gemeente met een kleine Joodse gemeenschap. In 1936 bestond de gemeente uit slechts 14 à 15 gezinnen. Ooit was deze omvangrijker volgens een artikel in het Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland. Samen kregen Eliazar en Esther acht kinderen.
In de overgenomen delen vond ik een verwijzing van Esther Blok, zij is dan weduwe van Eliazar. Duidelijk is de worsteling met de achternamen, van beiden trouwens. Verder de korte opmerking dat Esther opgenomen zou zijn op 27 juli 1892 in het ‘Krankzinnigen Gesticht te Amersfoort’. Ook haar overlijdensdatum van 28 juli 1898 wordt genoteerd. Tot slot drie woonadressen: Foeliedwarsstraat 16, Uilenburgerstraat 32 en Plantage Doklaan 5a.
Naar Amsterdam
Maar Esther en haar man Eliazar kwamen al eerder naar Amsterdam. Uit het bevolkingsregister over de periode 1874 – 1893 kwam het gezin op 5 oktober 1884 naar Amsterdam. Eliazar zou werkzaam zijn als ‘werkman’. De drie oudste kinderen, opvallend genoeg alle drie met de achternaam Izaks, staan niet op vermeld adres, Mauritskade 18, ingeschreven. Joseph Izaks, de oudste zoon, is in 1890 getrouwd. Hij is getrouwd in Amsterdam, is werkzaam als slachter. Zijn laatste adres is Muiderstraat 13 bhs. Ook zijn zuster Rachel Izaks trouwt in Amsterdam en ook in 1890. Hun broer Gerson Izaks trouwt in Woerden, in 1893.
Kijkend naar de drie oudere broers van Jacob (het gaat om Jacob, Gerson en IJzak) en de echtgenoot van de oudere zuster valt het op dat ze alle vier werkzaam waren in de vleessector (als slager of vleeshouwer). Ook zijn jongere broers Gonpats begon ‘in het vlees’, maar is overgestapt naar de diamantsector. Maatgevend zou je zeggen, maar ook een andere sector was aantrekkelijk. Zo valt het mij op dat verschillende broers en of neven werkzaam waren als koopman. Koopman is een wijde benaming, men stond op de markt of ging uit venten. Zo was er zijn broer Abraham Isaac die uiteindelijk marktkoopman werd op het Waterlooplein maar begonnen was als diamantslijper. Zijn zoon, met de opvallende voornaam Alice, had een gelijksoortige carrière. Ook Alice werd venter. De zoon van Gonpats, Eliazer, kwam op de Dappermarkt terecht en ‘zat in de vis’, net als zijn oom Jacob.